Overslaan en naar de inhoud gaan

Louise Henriëtte en het moeras langs de Havel

foto

Wie de kaart van Duitsland bekijkt, ziet rond Berlijn een aantal opmerkelijke zaken. Ten noorden van de Duitse hoofdstad vind je een gebied dat Neuholland heet. Ten zuiden van Berlijn ligt de Fläming, een streek met plaatsjes als Brück (Brugge) en Euper (Ieper).

Verschenen in Op Lemen Voeten 2008-1

Waar zal ik gaan wandelen, in Vlaanderen of Holland? Fläming kleurt op de kaart naar het groen van bos. Neuholland, gevangen in een web van blauwe kanaaltjes, is een polder. Daar wil ik heen. "Polders, wat is daar nou aan", zeggen vrienden vaak. Maar mij zul je niet horen zeggen dat die saai zijn, dat er niks te zien is. Daar kan je, niet gehinderd door bos of bebouwing, pas echt goed kijken, naar de wolken bijvoorbeeld. Dat ik gek ben op polders komt natuurlijk ook omdat ik opgroeide in de Zak van Zuid-Beveland, een prachtig polderlandschap met meidoornheggen en van die smalle slingerdijken.

Hollandse kost
Ooit was Neuholland een zompig ondoordringbaar stuk land langs een breed stromende Havel. Het verhaal wil dat Louise Henriëtte, dochter van stadhouder Frederik Hendrik, halverwege de zeventiende eeuw het initiatief nam tot drooglegging van het moeras. Dat deed ze als gemalin van keurvorst Frederik Wilhelm van Brandenburg. Al snel na haar huwelijk haalde ze Hollandse boeren, vertrouwd met bedijking en ontwatering, om de klus te klaren. Als tegenprestatie voor het zware werk kregen de kolonisten allerlei privileges. De vorstin bracht trouwens niet alleen Hollandse kolonisten mee, maar ook de aardappel. De verbouw van die Hollandse kost werd door haar krachtig bevorderd. Ook richtte ze modelboerderijen op om de zuivelproductie te verbeteren.

Woud van Hönecker
Twee oudere dames lopen over glad geschoren gras naar het in brons gegoten beeld van Louise Henriëtte. ‘Wat een mooi meisje,’ zegt de een. ‘Veel te jong gestorven,’ zegt de ander. Op de achtergrond staat het hagelwitte Oranienburg, het slot dat de echtgenoot van Louise Henriëtte speciaal voor haar liet bouwen. Een mooi beginpunt voor een wandeling naar het moeras dat de vorstin liet droogleggen. Eerst even een boekhandel in op zoek naar een 1 op 25000 kaart. Die hebben ze, maar op de plaats waar de polder had moeten liggen, staat de legenda afgedrukt. Niet veel soeps dat Neuholland moeten de kaartenmakers gedacht hebben. Dan maar even naar het toeristenbureau van Oranienburg. Aandachtig tuurt de medewerkster in de kast met folders en kaarten. ‘Veel hebben we niet,’ zegt ze spijtig. De kast ligt wel vol met folders over het aangrenzende gebied. ‘Dat is het woud waar Honnecker met zijn buitenlandse gasten op zwijnenjacht ging,’ wijst ze op de kaart. Ik herinner mij een zwart-wit foto waarop de Oost-Duitse leider samen met Fidel Castro te zien is in een koud wit bos. Met ademwolkjes voor hun gezichten en gehuld in dikke bontjassen, poseren ze met aan hun voeten de jachtbuit: een rij van minstens dertig dode zwijnen. Zoiets zou de vijand imponeren, moeten ze gedacht hebben.

Risicoloos als bakstenen
Met de Deutsche Rad-Tourenkarte 13, waar Neuholland wel op staat, ga ik op pad. Eerst langs het Oder-Havel kanaal, waar duwboten vol schroot door glad water glijden. Eenzaam aan de voet van een spoorbrug staan felgekleurde brommers. Behendig klimmen hun berijders naar de top van de brug, hoog boven het water. ‘Die gaan duiken,’ huiver ik. Maar dat doet er gelukkig maar één. De anderen laten zich risicoloos als bakstenen in het water vallen. Vlakbij het dorpje Maltz brengt een voetveer mij naar de overkant. Dan gaat het verder door de uitlopers van het bos waar Honnecker ooit uit jagen ging met zijn gasten. Aan de bosrand staan jagershutjes op hoge poten verborgen tussen dennenbomen. Geen zwijn dat onbespied het bos uit kan rennen, de polder in. Vóór mij, tussen plukjes loofbos, strekken zich de sappige weiden van Neuholland uit. Veel hekken staan er niet, een erfenis uit de DDR-tijd met zijn megalomane staatsboerderijen. De wei is als een groene vlakte, een natuurpark ergens in Afrika. Koeien grazen er als een kudde buffels, elk moment lijken ze verder te kunnen trekken, de wei uit de horizon voorbij. Voor de ingang van een sluisje werpt een visser zijn hengel uit. ‘Alleen hier heb je nog open water,’ moppert hij. In de DDR-tijd was dat volgens hem heel anders. Toen werden de sloten keurig opgeschoond en had je ook nog niet zoveel van die bevers. Het DDR-socialisme was zo slecht nog niet, vindt hij.

Freiherr von und zu Hertefeld
In het dorpje Neuholland staan rond een vervallen vakwerkboerderij de lange witte schuren van de voormalige volksboerderij. Peter Nitz, één van de huidige eigenaren, vertelt dat het dorp pas in de jaren vijftig werd gebouwd. Voorheen stonden er alleen van die vakwerkboerderijen verspreid in de polder. De vierhonderd arbeiders van het staatsbedrijf werden, net als in de stad, ondergebracht in flats. ‘Hoeveel mensen werken er nu nog op de boerderij?,’ wil ik weten. ‘Nog maar vijftig,’ antwoordt Nitz, na wat gereken. Veel tijd heeft hij niet, het oogsten is begonnen. Maar even later komt hij mij met de auto achterop. Vanuit het autoraampje reikt Nitz een dik boek aan. ‘Neem maar mee,’ zegt hij enthousiast. Bij het gerestaureerde kerkje in de schaduw van een paar stevige eikenbomen sla ik het boek open. Het is een grondige studie over de melkveehouderij in Neuholland tijdens de achttiende en negentiende eeuw. In het eerste paar bladzijden, over de ontstaansgeschiedenis van de polder, komen de auteurs tot de conclusie dat het niet Louise Henriëtte was die het moeras liet droogleggen, maar Jobst Gerhard Freiherr von und zu Hertefeld. De vorstin stuurde haar Hollandse dijkenbouwers niet hier maar even verderop het zompige moeras langs de Havel in. De eerste kolonisten in Neuholland kwamen vooral uit Kleef, waar de Hertefelds ook land bezaten. Op de vraag waarom de polder dan toch Neuholland heet, geven de auteurs ook antwoord. Het was koning Friedrich I, de zoon van Louise Henriëtte die de polder zo noemde toen hij het rond 1704 in bezit kreeg. De koning deed dit vermoedelijk om zijn moeder te eren voor al het ontwikkelingswerk dat ze in de streek rond Oranienburg had verricht.

Een beetje teleurgesteld sla ik het boek dicht, nu ik weet dat juist deze naar Holland genoemde polder niet werd drooggelegd door dat mooie meisje op die sokkel bij slot Oranienburg. Maar de polder is er niet minder mooi door. Met het zonnetje op het gezicht loop ik langs koeien en sloten naar het station bij Grüneberg. Achter mij klinken paardenhoeven: een huifkar vol toeristen die op hun gemak de polder bekijken.

regio