Overslaan en naar de inhoud gaan

Terug met Paul Hesp: De polder is er op vooruit gegaan

foto

Ten zuiden van Bergen op Zoom, waar de Scheldestroom ooit schuurde tegen de Brabantse Wal, is de grens tussen hoog naar laag Nederland scherper dan elders. Polders en de twintig meter hoge Wal liggen hier zij aan zij. Een mooie plek voor een herbeleving van een wandelverhaal uit 1983 van Paul Hesp, een van de OLV redacteuren van het eerste uur. Toen ging het verhaal over overgangen van hoog naar laag, van zand naar klei, van paaps naar protestants en van Holland naar België. Nu de overgang van toen naar nu: wat er sindsdien in het landschap veranderde.

Verschenen in Op lemen voeten nummer 14-4   meer foto's

Als ik Paul probeer te verleiden om onze tocht niet van het toenmalige vertrekpunt Hoogerheide te beginnen, maar noordelijker bij Bergen op Zoom, is hij heel stellig: “dat polderland is onherbergzaam, niks aan om te lopen.” Toen was beginnen in die stad niet aantrekkelijk omdat “de snelweg naar Zeeland de boel heeft verpest.”  Nu kan dat wel en voert het pad langs het Markiezaatmeer, een uitgestrekt nieuw natuurgebied. Wat zou zijn mening over de Nederlandse aanleg van nieuwe natuur zijn? De kans om hem dat te vragen komt er toch, ook al vertrekken we samen met zijn Schotse vrouw Evelyn uit het zuidelijker gelegen Hoogerheide. Als snel lopen we door de groene polder aan de voet van de beboste heuvelrand. Boven de loofbomen steken de kerktoren van Hoogerheide en de bakstenen schoorsteen van een oude steenfabriek uit. De hemel aan de andere kant is gehuld in flarden wolk. Toch zijn de koeltorens van Doel met zijn enorme wolkenzuilen en de installaties van de Antwerpse haven te zien. “Het is hier heel wat aangenamer geworden,” zegt Paul spontaan. “Het is niet meer zo strak als toen. Ook zijn er meer paden gekomen.” Het water loopt bijna over de rand van de sloot, roodbruin gekleurd door opwellende ijzerrijke grondwater. De weilanden staan vol met pitrus. Langs de randen van de velden zijn de knotwilgen dik. Hier heeft de natuur meer ruimte gekregen. “Toen werd hier nog geboerd,” herinnert Paul zich. Langs de Schenkeldijk huppelt een jonge kiekendief weg naar een beschutte plek in de begroeiing op de braakliggende akker. Vliegen lukt niet.

‘Andaikinghe’

De modder op de Schenkeldijk glinstert in de herfstzon die zich door de wolken heeft gebrand. Bij een van de vele informatieborden kijkt Evelyn verrast naar de jaartallen op de kaart met een lappendeken van poldertjes. Het patroon is de neerslag van ruim twee eeuwen aandijkingen langs de Schelde. “Andaikinghe, what’s that?” vraagt Evelyn. Paul legt geduldig uit dat de Schelde aanvankelijk nog via de Oosterschelde naar zee stroomde. Vanaf de 12de eeuw werd de Westerschelde langzamerhand belangrijker. Eind 15de eeuw was Antwerpen over de Westerschelde al per boot bereikbaar en verlandde de geul naar de Oosterschelde meer en meer. Telkens als de slikken zo hoog waren opgeslibd dat er vegetatie begon te groeien (schorren), werd er een dijk om heen gelegd of aangedijkt.  Zo is de Schenkeldijk is van 1653, de dijk rond de Oud-Hinkelenoordpolder van twee jaar eerder.  Pas in 1867 was de verlanding en aandijking zover dat Brabant en Zuid-Beveland met elkaar waren verbonden. In dat jaar werd voor de spoorverbinding naar Vlissingen de Kreekrakdam aangelegd. “O, daarom zijn die polders verder naar het westen veel jonger” - Evelyn heeft begrepen. Tot in de 19de eeuw lagen de haventjes van Woensdrecht en Ossendrecht langs de 17de eeuwse dijken, weet Paul. “Ik heb er wel eens naar gezocht, maar daar is niets meer van terug te vinden, alleen op oude kaarten”.

Wat wel nieuw is, zijn de windturbines. “Die waren er zeker niet in 1983,” zegt Paul. Er staat een lange rij aan de horizon waar ze zich vermengen met de contouren van kranen en schoorstenen in de Antwerpse haven. In de polder buiten de Schenkeldijk voert een geelzwarte kraan een dans uit met een hoge witte paal. Binnenkort zullen de rotorbladen aangebracht worden en staat er een molen die met zijn 150 meter veel hoger is dan zijn kornuiten verderop. “Ik vraag me af of die molens wel bijdragen aan de vermindering van de CO2 uitstoot als je de productie van de molen meeneemt,”  zegt Paul, als ik hem vraag wat hij van de molens vindt. Over mooi of lelijk laat hij zich niet uit. Ik vertel hem dat in een pas uitgebrachte folder van het Planbureau voor de Leefomgeving, ‘Windenergie: Argumenten bij vijf stellingen‘, waarin de soundbite ‘windmolens draaien op subsidie’ wordt weerlegd.

Hekkenland

Als we de polder verlaten ontwaart Evelyn een steile helling tussen de dennen in het bos. “Ik ben wel nieuwsgierig wat daar boven te zien is?” Hijgend klimmen we zo’n tien meter omhoog over een zanderig mountainbike-paadje. Echt uitzicht is er daarboven niet, alleen de restanten van de maistengels steken uit de donkergrijze akker. Langs de voet van de Wal lopen we verder over de ‘Trambaan’ van Bergen op Zoom naar Antwerpen. Vanaf 1887 vervoerde de tram vooral suikerbieten en personen. In 1934 kwam daar een eind aan en namen vrachtwagen en bus het werk van de tram over. 

Vlak voor Calfven zeult een man met licht grijze betonnen palen. Ze zijn verfraaid met een natuursteen motief. “Dat wordt een mooie schutting” loven we hem. Hij legt uit hoe de verdedigingswal rond zijn boerderette is opgebouwd. Eerst een rij betonnen platen, daarvoor staat een zwart gazen hek met prikkeldraad, tot slot ter verfraaiing de palen waar hij nu mee in de weer is. “Hier komt niemand overheen.” Dat is maar te hopen ook want daarachter ben je overgeleverd aan de vriendelijkheid van de viervoeters waarvan bordjes melden dat ze daar waken. Al wandelend wordt duidelijk dat in deze streek een veiligheidscultuur heerst. Er is heel wat strekkende meters stalen hekken geplaatst om het onheil te keren.  Op een plek is de oorspronkelijke wandelroute uit 1983 er zelfs onbegaanbaar door geworden. Op deze hindernis en een kleine dorpsuitbreiding na, kan een wandelaar nog steeds de route van toen volgen.

Je waant je in dit deel van Brabant al in Zeeland. Langs de grijsgroene akkers staan komt een tractor met een kar vol heerlijk geurende preien voorbij. Ze zijn zo dik als een arm. Dikke groene kolen barsten uit hun voegen, het lijken wel zwangere vrouwen die op het eind lopen. Ze smeken om geoogst te worden. Op de Peeberg, zo genoemd naar de cichorei, de grondstof voor de ‘peekoffie’, is de meest recente vernieuwing in de akkerbouwcultuur te zien. Na de cichorei en meekrap, die in Pauls verhaal uit 1983 figureren, is de asperge de nieuwste cash crop van de akkerbouwer. Aan de horizon kleurt een ander gewas de velden oranje.

In Plaatsluis wippen we nog even België in. De grenspaal is sinds 1983 uit het zicht verdwenen door  hoge coniferen in een wederom goed omhekte tuin. Daar kunnen we de hand niet op leggen. Dat we de vervagende landsgrens zijn gepasseerd  is nog steeds goed af te lezen aan de verschillen in bestrating, lantarenpalen en manier van bouwen. Gelukkig is deze overgang in het landschap nog niet weggevaagd door Europese eenwording en Brusselse regeldrift.

“Langs oude Scheldoevers” van Paul Hesp
Dit artikel verscheen in het eerste nummer van Op lemen voeten van 1983. Het verhaal stond ook als “Rond de Peeberg” in de tweede Voetwijzer voor Nederland: Op zoek naar de geschiedenis van het landschap. Het artikel is hieronder te downloaden. Paul, opgeleid als sociaal/economisch geograaf, was een van de eerste redacteuren. Hij vond het een mooie tijd samen met Steven van Schuppen, Egbert Kunst en Jan Erik Burger. In het kader van het 35 jarige jubileum liepen we een wandeling uit de begin jaren.

Vrij snel na publicatie van dit artikel verhuisde Paul naar Wenen, waar hij tot zijn afscheid twee jaar geleden in verschillende functies werkte voor UNIDO, de United Nations Industrial Development Organization, een van de vele internationale organisaties in Wenen. Zijn liefde voor wandelen deelt hij als gids met jonge medewerkers van de internationale organisaties in de VN wandelclub, waarover het vorige nummer berichtte. In Nederland zijn Pauls favoriete wandelgebieden de Utrechtse Heuvelrug, waar hij opgroeide, de Veluwezoom en Brabant. Buiten Nederland en Oostenrijk wandelt hij bij voorkeur in de middelgebergten van Noorwegen en Schotland. In dat laatste land heeft de zeventigjarige al 35 Munro’s op zijn naam staan, bergtoppen van meer dan 3000 voet. “Te laat ontdekte ik dat er 282 van die toppen zijn waarvoor je bij de Scottish Mountaineering Club de eretitel ‘compleatist’ kunt verwerven. Ik hoop de vijftig te halen.” In de conditie waarmee hij over de Wal wandelde zal hij het zeker halen!

 

Attachment Grootte
Artikel van Paul Hesp uit OLV 1983-1 324.48 KB